Ruim 1 op 3 docenten meldt antisemitisme
Ruim een derde van de docenten in het voortgezet onderwijs maakte het afgelopen jaar op school een of meer antisemitische voorvallen mee. In de meeste gevallen ging het om mondelinge beledigingen en gescheld, waarbij de docenten vaak voetbal als context aanwijzen en soms ook gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Elf procent van de docenten hoorde ook de Holocaust ontkennen of bagatelliseren. Dit alles blijkt uit een vandaag gepubliceerd onderzoek onder 937 docenten, uitgevoerd in opdracht van de Anne Frank Stichting. Bij een onderzoek in 2004 zeiden overigens nog 50% dat zij getuige waren geweest van antisemitisme in hun school.
Bedreigingen en fysiek geweld werden procentueel gezien nauwelijks door de docenten gemeld. Toch zeiden 14 van de onderzochte respondenten dat in het afgelopen jaar één of meermalen leerlingen bedreigd werden omdat ze Joods zijn of daarmee geassocieerd werden. Ook veertien docenten maakte één of meer keren mee dat de eigendommen van leerlingen om diezelfde reden werden beklad, beschadigd of vernield, en zes docenten zeiden dat in het afgelopen jaar leerlingen het slachtoffer werden van fysiek geweld omdat ze Joods zijn of daarmee geassocieerd werden.
De voorvallen waarvan de docenten getuige waren vonden in de meeste gevallen plaats in de klas. Dit ligt voor de hand, zo merken de onderzoekers terecht op, omdat voorvallen buiten het klaslokaal zich vaker onttrekken aan de waarneming van de responderende docent. Volgens de docenten waren de mondelinge uitingen die zij meemaakten in de meeste gevallen niet gericht tegen één persoon, maar eerder tegen Joden in het algemeen. Hoewel de docenten in meerderheid autochtonen als dader aanwezen, waren er op scholen met meer Turkse en Marokkaanse leerlingen relatief meer docenten die antisemitische voorvallen signaleerden.
"De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat tegengaan van antisemitisme in het voortgezet onderwijs hard nodig blijft," zei de Anne Frank Stichting in haar persbericht over het onderzoek. Opmerkelijk in de reactie van directeur Ronald Leopold is, dat hij hiertoe wil overleggen met "belanghebbenden, zoals het onderwijsveld, de overheid en voetbalorganisaties."