Filosofie en Holocausteducatie
Filosofie is misschien niet het eerste waar u aan denkt als het gaat om Holocausteducatie gaat. Toch zijn er meerdere filosofen die hun gedachten hebben losgelaten op de verschikkingen van de Holocaust. Hoe keken zij naar de gebeurtenissen die de zwartste bladzijden van onze geschiedenis zijn geworden. En hoe legetimieerde de nazi's, volgens hun eigen ideologie en filosofie, hun misdaden? Aan de hand van enkele voorbeelden kunt u deze vragen klassikaal behandelen.
Hitler's Hegemonie
Nazi-antisemitisme was een vorm van haat en minachting, specifiek gericht op Joden. Maar dat was het niet alleen. Het was een wereldbeeld waardoor actuele gebeurtenissen geïnterpreteerd en verklaard konden worden. Het wereldbeeld dat de verschillende raadsels van de wereldgeschiedenis moest oplossen. In het interbellum maakte Hitler van een kleine rechtse partij een machtsfactor in Duitsland. Hij gaf de Joden de schuld van de verloren Eerste Wereldoorlog, van de opkomst van het bolsjewisme, maar ook van de slechte economische situatie in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Deze denkbeelden onderbouwde hij uitgebreid in Mein Kampf. De Joden speelden ook een centrale rol in Hitlers verklaringen van gebeurtenissen in de oorlog zelf.
In 1941 werden de nazi’s voor zo’n raadsel gesteld. Nadat nazi-Duitsland de Sovjet-Unie binnenviel, kondigde de premier van het Verenigd Koninkrijk, Winston Churchill, aan via de radio dat de Britten de Sovjets zouden bijstaan. Dat was voor Hitler een groot raadsel. Waarom zouden het machtige Britse Rijk de handen ineenslaan met dat minderwaardige Slavische volk met hun diametraal tegenovergestelde ideologie? Hitler verachtte Stalin en het communisme, terwijl hij Churchill en het Britse imperialisme wel waardeerde. Waarom zouden die superieure Britten de Sovjets helpen, in het uur van de waarheid? Hitler snapte er even niets meer van.
Dat hij wél die inferieure Slaven zou bestrijden dat was evident. De Duitsers, erfgenamen van de superieure Arische én Grieks-Romeinse erfenis, hadden recht op levensruimte. Ook zou men afrekenen met het judeo-bolsjewisme. Dat dat nu zonder steun van het Britse ‘broedervolk’ moest, dat hield de nazi’s niet tegen. In het Oostfront zou de strijd tussen de superieure Germaanse nationaalsocialisten en de inferieure Slavische bolsjewisten beslecht worden. Volgens Hitler was het zelfs de finale strijd: Duitsland zou zegevieren of niet langer bestaan.
Nu, er waren natuurlijk volkomen rationele redenen te bedenken, Churchill was er namelijk van overtuigd dat hij Stalin nodig had om de nazi’s een halt toe te roepen. Achteraf bezien is dit ook de werkelijkheid gebleken. Maar wat voerde Hitler aan als reden? Hij hing een samenzweringstheorie aan dat de Joden de link waren tussen de Sovjet-Unie en het Verenigd Koninkrijk. De beide machten hadden een alliantie gevormd vanwege de macht van verschillende Joden in de beide landen. De propagandamachine van de nazi’s maakte dit punt door ‘de Jood’ als marionetspeler en duistere speler in de achtergrond af te beelden. Hitler, de Führer en Goebbels, de minister van propaganda, maakte dit punt in hun toespraken en essays.
Een samenzweringstheorie boven rationele verklaringen
Later in 1941 kreeg Hitler met een andere tegenslag te maken. De Verenigde Staten gingen zich mengen in het conflict, wat we later zouden kennen als de Tweede Wereldoorlog. Hitler begreep er niks van. Amerika had een ‘America First-beleid’. Waarom zouden ze betrokken willen raken bij de problemen in Europa? Hitler hoopte dat de Amerikanen, druk met hun isolationistische beleid en tevens ingesloten tussen twee enorme oceanen, zich niet zouden mengen in de strijd om Europa.
Er waren meerdere redenen te benoemen waarom Amerika zich mengde in dit enorme en wereldwijde conflict. Al gaf de VS al eerder steun aan zowel het VK als de Sovjet-Unie, de Japanse verrassingaanval op het Hawaiiaanse Pearl Harbor gaf het laatste zetje. Dit was de reden voor de VS om het Keizerrijk Japan de oorlog verklaren. In navolging daarop verklaarden zowel Mussolini en Hitler de oorlog aan de VS, terwijl zij daar niet toe gebonden waren. Volgens Goebbels vroegen de Amerikanen om een oorlog: “Ihr Präsident hat diesen Krieg gewollt; jetzt hat er ihn!“
Hitler had er een heldere verklaring voor. Een verklaring die paste bij zijn visie op de wereld: een door en door antisemitisch wereldbeeld. Hij stelde dat president Franklin D. Roosevelt een verrader was zijn Angelsaksische volk. Roosevelt was een kapitalistische ‘sell out’. Hij stelde de Joodse belangen boven de belangen van zijn eigen volk. De Joodse lobby heeft de nieuwe Amerikaanse president in zijn greep.
Hoe bestaat het dat zelfs de Amerikanen, kapitalisten pür sang, gingen samenwerken met de communisten? Antwoord: de Joden. De Joden in New York lieten hun macht gelden in Washington. Als Amerikanen hun jongens zouden sturen naar het Europese vaste land om hun leven te verliezen, zouden Joden de oorlog zouden winnen en steenrijk worden. Dát is wat Hitler en Goebbels de Duitsers vertelden.
Bommenwerpers boven Duitsland
Maar wat moesten Hitler en Goebbels nog zeggen toen de Britse en Amerikaanse bommenwerpers, in een poging de geest van de Duitse burger te knakken, overvlogen? Toen de luchtoorlog in alle hevigheid losbarstte boven de Duitse Heimat? Toen Duitsers hele arbeiderswijken en hun historische stadscentra in vlammen zagen opgaan? Toen Duitsers zelf in de grachten en rivieren sprongen in een poging om de vuurzee van bijvoorbeeld Dresden te ontvluchten? Toen stelde Joseph Goebbels dat niet de Amerikanen of de Britten dit deden, maar dat de Joden kwamen om wraak te nemen. Goebbels stelde dat hij gelijk kreeg; ze zouden voor u en uw kinderen komen. En nu doen zij het!
Zo zie je dat tijdens belangrijke gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog, of het nu gaat om de samenwerking tussen Churchill en Stalin, de deelname van de Amerikanen in de oorlog of de grote bombardementen in Duitsland, het antisemitische wereldbeeld alles wist te ‘verklaren’.
Met uw leerlingen zou u de volgende vragen kunnen behandelen:
- Denk je dat Hitler echt in zijn eigen wereldbeeld geloofde of wilde hij vooral de Duitsers erin laten geloven?
- Hoe belangrijk was Hitlers Jodenhaat voor het opbouwen van zijn ‘Derde Rijk’?
- Als er geen Joden waren geweest, had Hitler ze dan ‘uitgevonden’?
- Waarom kwam Hitler bij Joden uit, om te haten?
- Weet jij een samenzweringstheorie die nu populair is?
- Spelen Joden nog altijd een rol in huidige samenzweringstheorieën?
Attentie voor Arendt
In hetzelfde jaar als Levinas werd Hannah Arendt geboren als Joodse vrouw in Duitsland. Ze werd leerling van Martin Heidegger, maar moest vluchten voor het opkomende nazisme. Haar reis bracht haar naar de Verenigde Staten.
Arendt was al een gevierd en beroemd academica en schrijver, waardoor ze in de jaren door The New Yorker werd gevraagd af te reizen naar Jeruzalem voor het proces tegen ‘de architect van de Holocaust’. Zijn naam? Adolf Eichmann. De Duitse SS-functionaris Eichmann was tijdens de Tweede Wereldoorlog medeverantwoordelijk voor het deporteren van miljoenen Joden naar verschillende concentratiekampen. Van een afstandje en vanuit zijn luie stoel bezegelde hij het lot van miljoenen mensen.
Het ‘monster’
Arendt had daar, in die rechtszaal een echt monster verwacht, een charismatische fanatiekeling, die nog nagenoot van het Joodse bloed aan zijn handen. Maar niets was minder waar. Arendt trof een nietszeggend mannetje aan, een fantasieloze pennenlikker. Hij stelde dat hij alleen maar deed wat hem werd opgedragen, hij was een radartje in het geheel en wilde alleen maar promotie of, op z’n minst zijn werk naar behoren uitvoeren.
In haar stuk over het Eichmann-proces gebruikte Arendt de term ‘de banaliteit van het kwaad’, waarmee ze het ‘systeemkwaad’ bedoelde. Deze term is bekend geworden door de klassieker ‘’. Systeemkwaad ontstaat doordat hele gewone, op het oog vriendelijke mensen, samen op een wrange manier meewerken aan een kwaadaardig systeem van denken en doen. Het gaat Eichmann niet om Eichmann zelf, maar om het bestaan van duizenden, misschien wel miljoenen ‘EIchmann-achtigen’, die niet Duits of nazi hoeven te zijn.
Arendt trekt de buitengewoon trieste conclusie dat het meeste kwaad in de wereld wordt aangericht door mensen die in het geheel niet hebben besloten om überhaupt goed danwel kwaad te zijn. Door geen keuze te maken en gedachteloos doen wat je opgedragen wordt of wat er op je takenlijst staat, verdwijnt compassie voor de medemens.
Arendt richtte haar pijlen niet op Eichmann zelf, die een onderdeel was van een systeem, maar juist op de ontwerpers van het bureaucratische naziregime, waarin verantwoordelijkheid sterk verdeeld werd. Onafhankelijk van elkaar waren SS-functionarissen niet belangrijk, maar samen vormden zij een nietsontziende moordmachine. Het kwaad is zogezien niet iets radicaals maar juist iets ‘banaals’.
In de les kunt u als docent vervolgens een aantal vragen klassikaal bespreken:
- Weet je toevallig ook hoe Eichmann in Jeruzalem terecht is gekomen?
- Antwoord: hij werd gekidnapt door Mossad-agenten in Buenos Aires en op het vliegtuig gezet om terecht te staan in Jeruzalem.
- Wat denk jij, als je ‘het systeem’ de schuld geeft, komen individuele moordenaars dan niet te gemakkelijk weg?
- Denk je dat de nazi’s expres een bureaucratische machine hadden opgetuigd om te zorgen dat een individu het idee krijgt dat zijn of haar persoonlijke daden het uiteindelijke lot van mensen niet konden beïnvloeden?
- Denk je dat het onder het juk van een tiran zoals Hitler het moeilijker is om kritisch te denken dan om meewerkend te handelen?
- Denk jij ook dat het grootste kwaad wordt gedaan door ‘nobody’s’? Door mensen die weigeren om een standpunt in te nemen, door een persoon te zijn?
Achtergrondinformatie: Voor docenten (en dus niet voor leerlingen) is dit een interessant filmpje om eens te kijken. Hierin spreekt een specialist van Yad Vashem over het werk van Hannah Arendt
Herijzzen met Habermas
De spraakmakende en optimistische Jürgen Habermas werd geboren op 18 juni 1929 in Düsseldorf, nabij de Nederlandse grens. Op jonge leeftijd kreeg hij al te maken met de opkomst van het naziregime. Zijn ouders waren nazistische meelopers, terwijl hij vanuit de schoolbanken geronseld werd om naar het westfront te gaan. Habermas werd gevormd door zijn ervaringen als Duitse soldaat, ook al hoefde hij niet te vechten.
Want na de oorlog, sleepte deze nog voort in de vorm van de Neurenbergprocessen. Habermas beluisterde de processen via de radio en stelde vast dat hij was opgegroeid ‘onder een regime van misdadigers’. Maar dat dreef Habermas niet tot wanhoop, sterker nog: later brak hij met de tendens binnen zijn denkschool door te schrijven over de rechtstaat en de democratie, als wapens om Duitsland nooit meer af te laten zakken tot de nationaalsocialistische staat die het was. Tijdens de processen van Neurenberg stelde hij vast dat de rechtstaat krachtig is, maar beschermd moet worden.
De nazi’s hadden weliswaar vlak daarvoor zelf de wetten van zijn land bepaald, maar over hen werd nu recht gesproken. Habermas stelde dat een rechtstaat een noodzakelijke voorwaarde is voor een samenleving waar men op een humane manier met elkaar en met minderheden omgaat. Het filosofische fundament ontbrak voor zo’n samenleving ontbrak echter nog in zijn ogen en juist daar legde Habermas zich op toe.
Publiek debat
Want waar is de rechtstaat zonder dat open en vrije communicatie over wetten mogelijk zijn? Het actief ‘meedoen’ aan de democratie is van groot belang, voor Habermas. Dat is precies de reden waarom Habermas zoveel nadruk legt op burgerparticipatie. Een manier waarop burgers invloed hebben op de macht, waarbij het belangrijk is dat ‘de macht’ (lees: de overheid) hen niet in de weg zit om vragen te stellen en stelling in te nemen, maar dat juist faciliteert.
Die tendens observeerde Habermas tijdens economische en culturele hoogconjunctuur: mondige burgers zochten elkaar op en discussieerden over hoe hun ideale land eruit moest zien. In salons, koffie- en cultuurhuizen praatte men vrijelijk over politiek en cultuur. Als de overheid hier zich niet in mengt, stelde Habermas, dan kan dit gesprek plaatsvinden op een gelijkwaardige, onbevangen en open manier. De rationaliteit wint het van de angst om iets te zeggen wat ‘niet gebruikelijk’ is.
Maar zodra het kapitalisme en de bureaucratie (zie les over Arendt) de overhand beginnen te krijgen, dan wordt de publieke opinie niet meer samen ontwikkeld, maar opgelegd en door de massamedia aangeleverd. Habermas waarschuwde voor passiviteit, juist omdat een democratie gebaat is bij continue overleg en publiek debat.
De macht aan het volk
Habermas wilde de macht weer ‘teruggeven’ aan ‘het volk’. Centraal staat niet om het even welk politiek systeem dan ook, maar juist het discours: het uitwisselen van ideeën. Habermas uit een groot vertrouwen in de kracht en macht van de rationaliteit. Hij stelde dat, onder de juiste omstandigheden, het beste argument aangenomen zal worden in het debat. Habermas benoemde de lokale bibliotheek en het buurthuis om de hoek als essentiëler voor een gezonde staat, waarin burgers niet leven onder ‘een regime van misdadigers’. Daarbij ging hij zelfs zo ver om te zeggen dat er geen (indirecte) volksvertegenwoordiging nodig is, omdat ‘het volk’ dat niet nodig zou hebben. Een sterk maatschappelijk middenveld is de hoeksteen voor een samenleving die niet vervalt in totalitarisme, waarin Joden en andere minderheden moeten vrezen voor hun leven.
- In de les kunt u als docent vervolgens een aantal vragen klassikaal bespreken:
- Wat was volgens Habermas de oorzaak van de opkomst van het naziregime in Duitsland?
- Hoe ziet de ideale stad van Habermas eruit? Wat gebeurt er in de theehuizen en de culturele podia van die stad?
- Is Habermas een populist te noemen?
- Heb jij net zoveel vertrouwen in mensen binnen een democratie dat zij – op basis van rationele argumenten – de juiste beslissing zouden nemen, ook voor minderheden in de samenleving?
Achtergrondinformatie: Voor docenten (en dus niet voor leerlingen) is dit een interessant filmpje om eens te kijken.
Leren van Levinas
Levinas is een filosoof die de gruweldaden van de Holocaust van dichtbij meemaakte en ondanks dat werkte aan een menselijke ethiek, een filosofie die niet zichzelf, het ‘ik’, maar juist de ander als uitgangspunt neemt. Laten we, ook daarom, beginnen bij de mens die Levinas was.
Emmanuel Levinas werd in 1906 geboren in Kaunas, Litouwen. Hij groeide op in de meeste zuidelijke Baltische staat en overleefde later de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, ondanks zijn Joodse afkomst. Hij diende als tolk in het Franse leger, hij sprak namelijk zowel Duits als Russisch. De verdragen van Genève zorgden ervoor dat hij niet werd gedeporteerd. Dat gold niet voor zijn familie, die was achtergebleven in Litouwen. Zij konden niet ontsnappen en werden vermoord. Levinas werd ook al tijdens zijn leven beroemd en stierf, vlak voordat hij 90 werd, in Parijs.
De herinneringen van Levinas aan de verschrikkingen die de nazi’s organiseerden, vormden de filosofie van Levinas sterk. Hij kan gezien worden als een ‘outsider’, die tegelijk het ‘insider-perspectief’ ook kent. Een Westerse filosoof die het jodendom als geen ander tot zich heeft genomen. Levinas stelt dat, als jij het uitgangspunt bent van je eigen denken, dat je de ander al te snel bent vergeten. Het ‘ik’, of ‘God’ als uitgangspunt nemen kan zorgen voor een allesoverheersende blik op de persoon die je ontmoet.
De Ander
Juist doordat de Joden systematisch gedehumaniseerd werden, met andere woorden: ontdaan werden van hun menselijkheid, stelde Levinas voor om de rollen om te draaien en te beginnen ‘aan de andere kant’. Het is niet ‘ik’ die de wereld beschouwd, maar ‘ik’ die gezien wordt in de context van de wereld door de ander. Als ik de blik van de ander tref, maakt de ander mij verantwoordelijkheid. De ander is nooit reduceerbaar tot wat ik ben.
De positie van ‘de ander’ (die Levinas zo belangrijk vond, dat hij ‘ander’ altijd met een hoofdletter ‘A’ schreef. Dit moest het anders-zijn van ‘de ander’ tevens benadrukken), was zo essentieel in zijn filosofie, dat hij ook wel de term ‘alteriteit’ gebruikte. De positie van de ander moet namelijk benaderd worden vanuit het perspectief van die ander. We moeten proberen de ander niet onder onze eigen voorwaarden en in onze eigen begrippen te begrijpen. In zijn hoofdwerk uit 1961, genaamd ‘Totaliteit en Oneindigheid’ gaat hij verder en stelt dat ‘de ander’ (als iemand die je inherent niet kunt begrijpen) een appél doet op mijn verantwoordelijkheid.
In een les filosofie kun je als docent vervolgens een aantal vragen klassikaal bespreken:
- Hoe ontdeden de nazi’s Joden van hun menselijkheid?
- Denk je dat nazi’s ook menselijkheid toonden aan Joden, bijvoorbeeld in concentratiekampen?
- Welke rol spelen ‘ogen’ in het contact maken met iemand anders? Denk je dat dit ook belangrijk was voor Levinas?
- Waarom ligt er zoveel nadruk op hoe anders ‘de ander’ is? Zit daar voor je gevoel ook niet een nadeel aan?
- Vind je Levinas respectvol? Waar blijkt dat uit?
Achtergrondinformatie: Dit onlinefilmpje geeft een goed eerste beeld van de ideeën en filosofie van Levinas.
Popper's Paradijs
In 1945 publiceerde Karl Popper vanuit Nieuw-Zeeland een belangrijk boek over de inrichting van de maatschappij na de Tweede Wereldoorlog. In zijn boek kreeg Plato, de bekende Griekse filosoof uit de Oudheid, er stevig van langs. Als men zijn gedachten zou volgen en steunen, dan zou je terecht kunnen komen in het nationaalsocialistische Duitsland van Hitler. Popper stelde een andere weg voor: de weg naar een ‘open samenleving’.
Karl Popper werd geboren in een Joods gezin in Wenen. Hij studeerde daar ook aan de universiteit. Hij promoveerde in de filosofie en emigreerde naar Nieuw-Zeeland na de ‘Anschluss’ en vanwege de angst voor het opkomende nazisme. Aan de Canterbury University College schreef hij deel 1 van zijn tweeluik die hij ‘de open samenleving en haar vijanden’ noemde. Deel één was sterk beïnvloed doordat het er tijdens het schrijven sterk naar uitzag dat de nazi’s de oorlog zouden winnen. Voor de filosofische fijnproevers: in deel één viel Popper Plato aan, terwijl hij in deel twee geen spaan heel liet van het planmatige denken van Hegel en Marx. Popper zelf is een pleitbezorger van de liberale democratie.
Van Plato naar een totalitair regime
In Poppers grondige kritiek op Plato laat hij zien dat zijn denken gebaseerd is op ‘pessimistisch historicisme’. Daarmee bedoelt Popper dat Plato de huidige staat van de samenleving beziet vanuit hoe het bedoeld is. Het was vroeger ideaal en compleet, maar toen het zijn huidige vorm betrok en materialiseerde, degenereerde het. Plato’s vraag was: hoe kun je het verval van de samenleving stoppen? En antwoordde: door het te bestendigen en terug te gaan naar de basis.
Plato onderscheidde drie ‘kasten’ of klassen in zijn ideale staat. Bovenaan staat de filosoof-koning, hij is de meest wijze en leidt het volk. Hij weet wat de ideale vorm van de samenleving is en leidt de onderste kasten daarheen. Onder hem is de arbeiderskaste en de gewapende hulptroepen of ‘krijgers’. Dit is het systeem wat degeneratie tegen zou moeten gaan.
Plato in de twintigste eeuw
Plato schetst dat politieke verandering (zeker van het systeem) zeer onwenselijk is, omdat de idealistische formule vast staat. Rust is goddelijk. Het is van groot belang om de exacte kopie van het origineel aan te houden (denk aan Plato’s Grot!). Volgens Plato moeten we terug naar de ‘natuurlijke staat’, de staat van onze primitieve voorouders. Deze stemt overeen met de menselijke natuur en is daarom stabiel. In de natuurlijke klassenmaatschappij is er een wijze die de vele onwetenden een politiek programma oplegt.
Plato pleit ten eerste voor een strikte verdeling van de klassen. Ten tweede voor de identificatie van het lot van de staat. Ten derde voor een monopolie van geweld bestaan voor de ‘krijgers’, die onder leiding van de filosoof-koning, staan. Ten vierde moet censuur mogelijk zijn. Ten vijfde moet er voortdurend propaganda zijn om de geesten van de ‘onwetenden’ te vormen. Deze maatschappij moet en kan op deze manier zelfvoorzienend zijn.
Er is niet veel fantasie voor nodig om te begrijpen waar Popper heen gaat met dit argument. Hij labelt Plato als proto-fascistische denker en zet hem neer als voorloper van de ideologische wangedrochten van de 20ste eeuw waarvan de Duitse nationaalsocialisten het beste voorbeeld van zijn. Het sjabloon van de vijf zaken waar Plato voor pleit is gemakkelijk toe te passen op totalitaire regimes als het Duitsland van Hitler.
Hierin kwam een strikte verdeling van rassen (in plaats van klassen) voor. Ten tweede pleitte Hitler voor meer ‘Lebensraum’, dát was het lot van de staat. Ten derde werkte Hitler aan een gigantische machine die de Wehrmacht heet, waarin de SS-pantsergroepen en Einsatzgruppen geen verantwoording hoefden af te leggen. Ten vierde verbrandden de nazi’s specifieke boeken en joeg bepaalde filosofen weg omdat alleen zijn beeld van de wereld mocht bestaan in nazi-Duitsland. Er was duidelijke onderdrukking van de vrije pers en de vrije geest. Ten vijfde werd zijn antisemitische gedachtengoed dagelijks uitgevent onder miljoenen Duitsers. Volgens Popper was het politieke programma van Hitler meer dan twee millennia eerder geschreven voor Plato.
Niet teruggaan, maar doorgaan
Plato’s eigen reactie op de tijd waarin hij leefde (een tijd van voortdurende strijd en onzekerheid) was het grijpen naar een ‘totalitaire utopie’. Poppers kerninzicht was niet dat je ‘terug’ moet gaan (als maatschappij) naar een pure en ideale versie, maar dat je ‘vooruit’ moet gaan en moet leren van gemaakte fouten. Zijn wetenschapsfilosofische principe van ‘trial and error’ zou ook op de maatschappij van toepassing moeten zijn. Kennis groeit juist door het systematisch elimineren van fouten in het systeem.
Plato stelde ‘de soevereiniteitsvraag’. Hij vroeg: ‘wie moet er besturen?’ Volgens Popper is dat de verkeerde vraag. De vraag zou juist moeten zijn: ‘hoe kunnen we de politieke instituties dusdanig vormgeven dat slechte bestuurders niet te veel schade aanrichten?’ Dit vraagt om een systeem met instituties die controlerend werk doen en daarnaast een maatschappelijk open klimaat waarin de vrijheid van meningsuiting een groot goed is. Ideeën mogen onbelemmerd bekritiseerd worden. Zodoende kan verkeerd beleid bijgestuurd worden. Die ‘open maatschappij’ staat in schril contrast met de ideale maatschappij van Plato, die mogelijk tot nazistische praktijken kan leiden.
Vragen die u zou kunnen bespreken in de klas:
- Kun je je indenken dat een samenleving die Plato voorstaat ook aantrekkelijke kanten heeft?
- Wat is jouw ideale samenleving? Eentje met één sterke leider en een meer ‘gesloten samenleving’ of een ‘open samenleving’ met leiders die wisselen en waar er continue debat is?
- Hoe ‘paradijselijk’ is Poppers paradijs? Met andere woorden: is zo’n open samenleving wel zo ideaal? Of zitten er ook grote nadelen aan?
- Hoe kun je een samenleving zo inrichten dat je leert van de gemaakte fouten?