Verzetsheldin Diet Eman (99) overleden
Deze week is de Nederlandse verzetsheldin Diet Eman op 99-jarige leeftijd overleden in haar woonplaats in de VS. Als oprichter van de “Hein”-verzetsgroep verspreidde ze onder andere nieuws van de BBC, redde ze tientallen Joden door ze onderduikadressen en valse papieren te bieden, en verzorgde ze geallieerde piloten die boven Nederland waren neergeschoten.
Eman publiceerde in 1994 haar memoires onder de titel Things We Couldn’t Say (een bestseller, volgens verschillende beoordelaars). In 1998 kreeg ze de eretitel “Rechtvaardige onder de Volkeren” van Yad Vashem, die wordt gegeven aan niet-Joden die hun leven riskeerden om Joodse levens te redden tijdens de Holocaust.
Helpt Elkander In Nood
Berendina Roelofina Hendrika (Diet) Eman werd op 30 april 1920 geboren in Den Haag. Ze groeide op in een religieus christelijk gezin als derde van vier kinderen. Haar schoonbroer kwam om bij de Duitse invasie van Nederland. Al snel na de bezetting besloten Diet en haar verloofde Hein Sietsma in verzet te komen tegen de nazi’s.
Samen met vrienden richtten ze een verzetsgroep op. De codenaam “Hein” verwees naar Sietsma, maar was tegelijk bedoeld als afkorting voor “Helpt Elkander In Nood”.
Aanvankelijk begon de groep ondergronds nieuws van de BBC te verspreiden, dat ze via de radio ontvingen en in het Nederlands opschreven in verzetsbladen. Toen een Joodse kennis van Eman werd opgeroepen zicht te melden, begreep ze onmiddellijk wat dit zou betekenen, en hielp ze hem aan een onderduikadres op de Veluwe. Haar drang om anderen op dezelfde manier te helpen zou haar tot spin in een web van onderduikadressen en valse identiteitspapieren voor tientallen Joodse Nederlanders maken.
Eind 1942 werd de Hein-groep om acute hulp gevraagd. Een lid van een andere verzetsgroep, Mies Walbelm, bleek in een klein appartement in Den Haag zevenentwintig Joden te helpen onderduiken. Tegen de tijd dat Eman voor negentien van hen onderduikadressen had gevonden elders in het land, waren nog eens zeven mensen bij Mies gaan onderduiken.
Ondanks het gevaar voor haar leven, bezocht Eman het adres een tijd lang zo’n vijf keer per week, om voedsel te brengen en mensen mee te nemen naar andere onderduikadressen. Op een gegeven ogenblik ontdekten de nazi’s het onderduikadres. Bij een huiszoeking werd tevens een dagboek van Walbelm gevonden, waarin ze over Eman schreef, onder de alias Toos.
In 1943 ontdekten de nazi’s de ware identiteit van Eman. Op het nippertje kon ze ontsnappen aan arrestatie met behulp van valse papieren. Haar verloofde Hein werd wel gearresteerd – hij werd niet veel later vermoord in het concentratiekamp Dachau.
Ondanks de doodsangst na de arrestatie van haar man, zette Eman haar verzetswerk onvermoeid voort. In 1944 werd ze alsnog aangehouden tijdens een treinreis, op (de terechte) verdenking dat haar papieren vals waren. Weer ontsnapte ze aan nog meer gevaar, door de stapels valse identiteitspapieren die ze aan het bezorgen was weg te gooien toen de agenten die haar meenamen even niet opletten.
Door haar ‘misdaad’ eindigde Eman desondanks in Vught. Haar dwangarbeid in het washok, waar ze bebloede gevangenisuniformen van geëxecuteerde mannen en vrouwen, werd haar in emotioneel opzicht bijna teveel. Bij haar proces slaagde ze erin haar valse identiteit op te dreunen. Ze kwam vrij, en ging zelfs toen door met hulp in het verzet, tot aan de bevrijding.
Leven na de oorlog
Na de oorlog trouwde Eman en kreeg ze kinderen. Ze werkte als verpleegster, eerst in Venezuela en later in Michigan in de Verenigde Staten. Tot 1978 sprak ze niet over haar oorlogsverleden. In dat jaar ontmoette ze de Amerikaanse professor James Schaap, die haar hielp om haar herinneringen op te schrijven in Things We Couldn’t Say.