D’66: ‘Geef Joodse erfpachters in oorlogstijd kans op restitutie’
Tien miljoen euro voor een goed doel maakt individuele nota’s nog niet ongedaan, menen Jan Paternotte en Hans Glaubitz in een ingezonden brief aan het NRC.
Zo’n 800 Joodse onderduikers en overlevenden van concentratiekampen keerden in de zomer van 1945 terug naar hun huizen in Amsterdam. Het waren huiseigenaren die de grond onder hun woning pachtten van de gemeente. Omdat ze tijdens hun kampverblijf geen erfpacht afdroegen, kregen ze een naheffing en een boete wegens te late betaling. Een geschiedenis die niet is uit te leggen. Nood breekt wet, en de Holocaust brak elke wet. Maar in die dagen na de oorlog vond de gemeente dat ze juridisch correct handelde.
In 2013 haalde studente Charlotte van den Berg dit alles op in haar scriptie. In 2015 publiceerde het NIOD erover in het onderzoek Openstaande rekeningen. Amsterdam zette stappen om, voor zover dat zeventig jaar na dato nog mogelijk is, alsnog recht te doen. Nabestaanden konden de boetes terugkrijgen. Voor de erfpacht zelf begrootte burgemeester Van der Laan tien miljoen euro, te besteden aan een door de Joodse gemeenschap gekozen doel. Het Holocaustmuseum, bijvoorbeeld. Een mooi gebaar.
Is het ook de beste oplossing? Waarom geven we erfpachters, of hun nabestaanden, niet zelf individueel de gelegenheid tot restitutie? Zij hadden de rekening immers nooit gepresenteerd mogen krijgen. Maak de transactie liever ongedaan, zoals de Nederlandse staat, de Museumvereniging, de banken en de AEX dat deden met geroofde aandelen en kunst.
Klik hier om de ingezonden brief te lezen
Afbeelding: Flickr: Sebastiaan ter Burg